DE TRADITIONELE BOERENBRUILOFTSVIERING EN ‘OP VADER AARTJE GAAN’
Een ouderwetse boerenbruiloft was niet slechts een zak van het bruidspaar alleen, de hele familie, buren, vrienden en kennissen waren erbij betrokken. Van te voren werden in het gemeenschappelijk bakhuis, het latere museum, grote aantallen vlaaien en broden gebakken. Om vast te stellen of de oven de juiste temperatuur had, werden drie korenaren in de oven gebracht. Werden deze te zwart dan was de oven te heet, verkleurden ze niet dan was de temperatuur te laag, werden ze echter licht bruin geroosterd, dan kon het bakken beginnen. Ook de traditionele rijstepap werd in dit bakhuis in de grote brijketel gemaakt boven het houtvuur in de open schouw.
Op de bruiloftsdag reden bruid en bruidegom op een tweewielige kar naar het kerkje, gevolgd door hun ouders en verdere familieleden die eveneens op een kar zaten. Na de kerkelijke inzegening werd het bruidspaar gelukgewenst door familie, buren en vrienden. Daarna begon de zgn. ‘bruidloop’, dit was de tocht van de kerk naar het huis van de jonggehuwden.
Van tijd tot tijd werd het gezelschap opgewacht door een paar ‘schenksters’. Deze twee vrouwen presenteerden het bruidspaar op een tinnen blad een glas klare met klont en een glas ’miemelebitter’ (= zwarte bessen op brandewijn). De bruidegom nam een teug van de zwarte bessenwijn. Daarna mocht de rest van het gezelschap nippen. Wanneer iedereen zijn beurt had gehad trok de stoet weer verder. De schenksters mochten zich bij de stoet aansluiten. Het gebeurde wel eens dat zo’n bruidsloop meer dan 20 maal werd beschonken! Met dit ritueel werd het bruidspaar symbolisch opgenomen in de gemeenschap.
Thuis aangekomen moest de bruid volgens traditie een rond brood, een zgn. ’sjtoets’, waarin na het bakken munten werden gestoken, naar de wachtende jongens gooien. Deze graaiden en vochten om zoveel mogelijk geld te bemachtigen. Voor de meisjes werden suikerklontjes gestrooid. Daarna volgde het bruiloftsmaal, dat ongetwijfeld het hoogtepunt van elke boerenbruiloft was. Nooit ontbrak de plats – het reuzenbrood met rozijnen en kandijlontjes – en de rijstebrij.
Na de maaltijd werden de lange Goudse pijpen gerookt. Meestal tegen de avond verscheen vader Aartje met zijn jongens. De Aartjes werden gevormd door de mannelijke vrijgezellen van het dorp en deze stonden onder leiding van een hoofdpersoon. In Asselt werd deze Vader Aartje genoemd. Volgens traditie boden ze de bruis het ‘aartjesgeschenk ‘aan. Dit was een klein poppetje dat ‘klein Aartje’ genoemd werd en duidelijk een vruchtbaarheidssymbool was.
Na het aanbieden van het geschenk maakte het bruidspaar, samen met de gasten en de Aartjes de traditionele ommegang over de boerderij, waarbij op symbolische wijze, door het inspecteren van het vee en door handoplegging, de levende have in bezit werd genomen. Meestal mochten dan de Aartjes, samen met het bruidspaar en de gasten, terugkeren naar huis om verder feest te vieren.
Een enkele keer verliep dit niet zo van een leien dakje. Het op ‘’ vader Aartje gaan’ kon dan wel eens ontaarden in het op ‘oud Aartje gaan’. De Aartjes waren dan van mening dat ze niet erg gastvrij onthaald werden en daarom besloten ze zelf te gaan halen, wat hun door het bruispaar niet werd aangeboden. Ze zochten op zolder en in de kelder en namen alles mee wat eetbaar was. De buit werd dan verdeeld en samen opgegeten en opgedronken. Het bruidspaar en de genode gasten waren het natuurlijk niet eens met deze gang van zaken en zo kwam het vaak tot een gevecht tussen beide partijen. Het ging er wel een zo hard aan toe, dat de veldwachter er aan te pas moest komen. Soms werd zelfs het huis gebombardeerd met glazen en de deur gebarricadeerd met eggen, ploegen, takken etc. Een ander onderdeel van het gevecht was het met lange stokken peuteren in de schoorsteen, zodat het roet in de kamer terecht kwam. Uiteindelijk werd de strijd meestal bijgelegd en kregen de Aartjes alles wat hun, naar eigen zeggen, toekwam.